Kjetil Mujezinović Larsen
Summary – ‘Neither Effective Control nor Ultimate Authority and Control’: Attribution of Conduct in Al-Jedda
This article analyses two issues that were addressed by the European
Court of Human Rights in the Al-Jedda and Al-Skeini cases. One
of the key questions in Al-Jedda was to which entity the arrest and
internment of the applicant was attributable: to the United Kingdom,
or to the United Nations. If the conduct were attributable to the United
Kingdom, responsibility under the European Convention on Human
Rights could arise, whereas responsibility under the Convention would
be excluded if the conduct were attributable to the United Nations.
In its previous decision in the Behrami/Saramati case, the Court had
established an “ultimate authority and control” test for attribution of
conduct in international military operations, and Al-Jedda presented
the Court with an opportunity to clarify the scope of application of
this test, which has been much criticised. But the Court distinguished
the two cases, and considered in Al-Jedda that since the United
Nations exercised “neither effective control nor ultimate authority and
control”, the relevant conduct was attributable to the United Kingdom.
The article views the decisions in context, and discusses the current
status of attribution of conduct in international military operations
in relation to the Convention. The second issue that is discussed in
the article is whether it is possible for a State to derogate from its
obligations under the Convention with effect for the extraterritorial
conduct of the State. This is an unresolved issue, which is touched
upon in Al-Skeini. The article suggests that the judgment may be seen
as a step in the direction of explicitly permitting such extraterritorial
derogations.
Résumé – “Ni un contrôle effectif ni une autorité et un contrôle ultimes” : l’attribution de la conduite dans Al-Jedda
Cet article analyse deux questions qui ont été abordées par la Cour
Européenne des Droits de l’Homme dans les affaires Al-Jedda et
Al-Skeini. L’une des questions clefs dans l’affaire Al-Jedda concernait
le fait de savoir à quelle entité il était possible d’attribuer l’arrêt et
l’internement du requérant : au Royaume-Uni ou aux Nations Unies.
Si ces faits avaient été attribuables au Royaume-Uni, la responsabilité
de l‘Etat aurait pu être mise en cause en vertu de la Convention
Européenne des Droits de l’Homme, alors la responsabilité des
Nations Unies en vertu de cette même Convention n’aurait pas pu
être invoquée si ces mêmes faits avaient été attribués à l’organisation
internationale. Dans le cadre d’une décision antérieure, l’affaire
Behrami et Saramati, la Cour avait établi un test d’« autorité et un
contrôle ultimes » pour l’attribution d’une conduite d’opérations
militaires internationales et, Al-Jedda a permis de présenter l’occasion
pour la Cour de clarifier le champ d’application de ce test hautement
controversé. Mais la Cour a distingué deux cas et a considéré, dans
Al-Jedda que, à partir du moment où les Nations Unies exerçaient « ni
un contrôle effectif, ni une autorité et un contrôle ultimes », la conduite
pertinente était attribuable au Royaume-Uni. L’article considère les
décisions dans leur contexte, et discute le statut actuel de l’attribution
d’une conduite dans le cadre d’opérations militaires internationales
en relation avec la Convention. La seconde question discutée dans le
cadre de l’article concerne le fait de savoir s’il est possible, pour un
Etat de déroger à ses obligations en vertu de la Convention ayant pour
effet une conduite extraterritoriale de l’Etat. Il s’agit d’une question
irrésolue, qui est abordée dans Al-Skeini. L’article suggère que le
jugement peut-être considéré comme une étape allant dans la direction
d’une autorisation explicite de dérogations extraterritoriales.
Samenvatting – “Noch ‘effective control’ noch ‘ultimate authority and control’”: verantwoordelijkheid voor handelingen in Al-Jedda
Dit artikel analyseert twee kwesties aan de orde in uitspraken van
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake Al-Jedda en
Al-Skeini. Een van de prangende vragen in Al-Jedda was welke entiteit
verantwoordelijk was voor de arrestatie en detentie van de klager: het
Verenigd Koninkrijk of de Verenigde Naties. Indien de handelingen te
wijten waren aan het Verenigd Koninkrijk, dan zou er sprake kunnen
zijn van verantwoordelijkheden op grond van het Europees Verdrag
ter Berscherming van de Rechten van de Mens (EVRM), terwijl deze
verantwoordelijkheden niet in het geding zijn indien de handelingen
aan de Verenigde Naties toe te kennen zijn. In eerdere beslissingen van
het Hof inzake Behrami/Saramati, formuleerde het Hof de ‘ultimate
authority and control’ toets om toerekenbaar handelen in internationale
militaire operaties vast te stellen. De Al-Jedda zaak bood het Hof de
mogelijkheid deze veel bekritiseerde toets te verduidelijken. Echter,
het Hof heeft ervoor gekozen deze twee zaken van elkaar te scheiden
en concludeerde dat omdat de VN de feitelijke controle noch de
doorslaggevende beslissingsbevoegdheid en controle had (‘neither
effective control nor ultimate authority and control’) over de operatie,
de handelingen te wijten waren aan het Verenigd Koninkrijk. Het
artikel plaatst de beslissingen in hun context en bespreekt de huidige
status van het toekennen van verantwoordelijkheid voor handelingen
in internationale militaire operaties in relatie tot het EVRM. Ten
tweede bestrijkt het artikel de vraag of het voor een staat mogelijk
is af te wijken van haar verplichtingen voorvloeiend uit het EVRM,
daar waar het gaat om handelingen gedaan buiten het territorium
van de Staat. Dit is vooralsnog een onopgeloste kwestie, maar in de
Al-Skeini zaak kwam deze vraag kort aan de orde. Dit artikel overweegt
dat deze uitspraak gezien kan worden als een stap in de richting van
expliciete toestemming voor het afwijken van het EVRM daar waar
het handelingen betreft gedaan buiten het territorium van de Staat.
Zusammenfassung – “Weder effektive Kontrolle noch letzte Entscheidungsgewalt und Kontrolle”: Die Zurechnung in Al-Jedda
Der vorliegende Beitrag analysiert zwei Aspekte, die vom
Europäischen Gerichtshof für Menschenrechte in den Entscheidungen
Al-Jedda und Al-Skeini behandelt wurden. Eine der zentralen
Fragen in Al-Jedda war, wem die Festnahme und Inhaftierung des
Beschwerdeführers zuzurechnen war: dem Vereinigten Königreich
oder den Vereinten Nationen. Wenn die Handlungen dem Vereinigten
Königreich zuzurechnen wären, könnte dies eine Verantwortlichkeit
nach der Europäischen Menschenrechtskonvention (EMRK) nach sich
ziehen. Eine solche Verantwortlichkeit nach der EMRK wäre dagegen
ausgeschlossen, wenn die Handlungen den Vereinten Nationen
zuzurechnen wären. In seiner früheren Entscheidung im Fall Behrami/
Saramati hatte der Gerichtshof einen Maßstab eingeführt, der auf
die „letzte Entscheidungsgewalt und Kontrolle“ zur Bestimmung
der Zurechnung nach der EMRK im Rahmen internationaler
Militäreinsätzen abstellte. Al-Jedda gab dem Gerichtshof die
Gelegenheit, den Anwendungsbereich dieses vielkritisierten Maßstabs
zu klären. Der Gerichtshof hingegen unterschied die beiden Fälle und
entschied in Al-Jedda, dass die entsprechenden Handlungen dem
Vereinigten Königreich zuzurechnen seien, da die Vereinten Nationen
„weder effektive Kontrolle noch letzte Entscheidungsgewalt und
Kontrolle“ behalten hätten. Dieser Aufsatz betrachtet den Kontext
dieser Entscheidungen und untersucht den gegenwärtigen Status der
Zurechnung von Verhalten in internationalen Militäreinsätzen im
Verhältnis zur EMRK. Darüber hinaus behandelt der vorliegende
Aufsatz die Frage, ob es möglich ist, von den Verpflichtungen
der Konvention in Fällen ihrer extraterritorialen Anwendung
abzuweichen. Dies ist eine immer noch ungelöste Frage, die nunmehr
in Al-Skeini berührt wird. Der vorliegende Aufsatz schlägt vor, die
Entscheidung als Schritt hin zu einer ausdrücklichen Zulässigkeit
solcher Abweichungen in Fällen der extraterritorialen Anwendung zu
sehen.
Riassunto – “Nè controllo effettivo nè autorità e controllo finale”: attribuzione della condotta nel caso Al-Jedda
Il presente articolo analizza due questioni esaminate di recente dalla
Corte Europea dei Diritti dell’Uomo nei casi Al-Jedda e Al-Skeini.
Uno dei temi centrali affrontati nel caso Al-Jedda era di fatto a quale
soggetto internazionale fossero attribuibili l’arresto e l’internamento
del ricorrente, se al Regno Unito o alle Nazioni Unite. Se le condotte
fossero state attribuibili al Regno Unito, ne sarebbe potuta derivare
una responsabilità per violazione della Convenzione Europea dei
Diritti dell’Uomo, mentre sarebbe stata esclusa una responsabilità
in tal senso se la condotta fosse stata attribuibile alle Nazioni Unite.
Occorre ricordare che nel precedente caso Berhami/Saramati, la Corte
aveva introdotto un test basato sull’autorità e sul controllo finale
(“ultimate authority and control”) per l’attribuzione della condotta in
operazioni militari internazionali. Il caso Al-Jedda offriva dunque la
possibilità per la Corte di chiarire la portata applicativa di tale sviluppo
giurisprudenziale, alla luce anche delle tante critiche che aveva
suscitato. La Corte, tuttavia, ha optato per una distintinzione tra i due
casi, affermando in Al-Jedda che, dal momento che le Nazioni Unite
non esercitavano né un controllo effettivo né un’autorità o un controllo
finale sulla condotta rilevante, questa fosse attribuibile al Regno
Unito. Alla luce di tale giurisprudenza, il presente articolo analizza
quindi la questione dell’attribuibilità delle condotte nell’ambito
operazioni militari internazionali in relazione alla Convenzione. La
seconda questione analizzata nell’articolo è l’eventuale possibilità
di deroga per uno Stato rispetto ai propri obblighi derivanti dalla
Convenzione con effetti sulla condotta extra-territoriale da parte di
uno Stato. Tale questione, di fatto, è tuttora irrisolta ed è stata solo
marginalmente toccata in Al-Skeini. Secondo l’opinione dell’autore,
quindi, quest’ultima decisione costituisce un primo passo verso il
riconoscimento dell’esistenza di deroghe di tipo extra-territoriale.
Resumen – “Ni control efectivo, ni control y autoridad suprema”: atribución de la conducta en Al-Jedda.
Este artículo se propone analizar dos asuntos tratados por el Tribunal
Europeo de los Derechos Humanos en los casos de Al-Jedda y
Al-Skeini. Una de las preguntas claves en Al-Jedda es a qué entidad se
puede atribuir la detención y el internamiento del querellante: al Reino
Unido o a las Naciones Unidas. Si la conducta fuese atribuible al Reino
Unido, la responsabilidad bajo la Convención Europea podría ser
exigible, mientras que tal responsabilidad bajo la Convención queda
excluída si esta fuese atribuible a las Naciones Unidas. En su fallo
anterior, en el caso Behrami/Saramati, el Tribunal había establecido
el criterio de “control y autoridad suprema” para atribuir la conducta
a una entidad en operaciones militares internacionales; este criterio
no ha estado exento de polémica. Sin embargo, el Tribunal decidió
distinguir los dos casos y consideró, en Al-Jedda, que puesto que las
Naciones Unidas no ejerció “ni control efectivo, ni tampoco control
y autoridad suprema”, la conducta relevante sería atribuible al Reino
Unido. El presente artículo examina ambas decisiones en su contexto
y analiza la situación actual de la regla de atribución de la conducta
en operaciones militares internacionales a la luz de la Convención.
El segundo asunto tratado en este artículo versa sobre la posibilidad
que tiene un Estado para derogar o dejar sin efecto sus obligaciones
bajo la Convención de cara a la conducta extraterritorial del mismo.
Esta es una cuestión aun no resuelta, aunque tratada en el caso
Al-Skeini. El artículo sugiere que el fallo podría interpretarse como un
paso adelante en aras al posible reconocimiento futuro de un permiso
explícito de tales derogaciones extraterritoriales a los Estados.
|
